Blijf op de hoogte en schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
ZOMERGEDICHTEN
Of wonderen bestaan?
“Of er nog wonderen zijn
hoe kun je zoiets vragen
kijk naar mijn tuin van leeg naar vol
in amper zeven dagen”
Toon Hermans
Zomernacht
Doe nu eens even die gedachten dicht van je.
Denk nu eens liever niet na over morgen.
Kijk niet steeds weer die bosrand van gisteren
na, bramenplukker die je bent zoals vroeger
maar nu. Maak even geen onderscheid tussen
een wie en hoezo en de kans op anders.
Doe in je hoofd uit die lamp, hoor wat er is,
ademt en ritselt, kwaakt in de kikkers.
Leef met je lichaam van nachtwind de koelte.
Geeuw je een gat in het hart en proef het
zo rood als sap van bramen. Wees langzaam
door vogel gezongen het wordende licht.
C.O. Jellema Uit: Stemtest, Querido
Tegen de zomer
Niets is vernielender dan de warmte.
De kou houdt in stand, is statisch;
de warmte beweegt met de vernieling mee
en wekt een valse schijn
van zon, gezondheid, zinvolle zonde (…)
De warmte vleit, paait, belooft,
maakt stofgoud van stof,
liefde van begeerte,
poëzie van leugens.
Ik hou niet van warmte,
broedplaats van muggen en maden,
poel van limonade en andere slopende dranken.
Schenk mij liever klare
kou en koffie,
destructie bevroren, duidelijk zichtbaar
en aanvaardbaar.
Wie in de kou zit schept geen illusies,
maar schept sneeuw, vrij ongenaakbaar,
in de menselijke,
soms bovenmenselijke winter
Remco Campert,
uit Dichter, De Bezige Bij, Amsterdam 1995
Zomerregen (van de CD “Zomerregen” van het nieuw liedfonds Amsterdam)
Zoals een zomerregen de geuren openbreekt
die in de aarde liggen verstoft.
Wanneer het gewone niet gewoon meer is,
het vanzelfsprekende niet meer bestaat,
wanneer de dagelijkse sleur optrekt als een mist
en wat er is in een nieuw licht baadt.
Zoals een zomerregen de geuren openbreekt
die in de aarde liggen verstoft,
zo is in mensen plotseling God om mij heen
voor mij achter mij tot in mijn hart.
Zo valt wit licht in kleurenpracht uiteen
en heeft schoonheid de stilte omarmd.
Tekst: Emma Elbe
Muziek: Mariëtte Harinck
augustus
het strand kijkt naar de zee en ziet
dat het water oud is geworden
de meeuwen vliegen door de gedachten van de zon
en hangen hun poten te drogen
in de liezen van de duinen stoeien de vakantielieven in de lakens van het zand
er knarst iets in de tederheid
de boeren oogsten hun twijfels
en na de avond kijken ze met de ogen van hun tractors naar de open wonden
van de velden, er komt ruimte voor de landing van de herfst
het jaar sterft een eerste keer
aan voorbij zijn, op de patio van hun afscheid
bergen de reizigers de avondzon in hun koffers
met het heimwee van hun aarzeling
verliezen ze hun keuze
tussen thuis en horizon
Roel Richelieu van Londersele,
uit gedichten 1980-1992,
Poeziecentrum,Gent, 1992
Er is nog
Er is nog zomer en genoeg
wat zou het loodzwaar
tillen zijn wat een gezwoeg
als iedereen niet iedereen terwille
was als iedereen niet iedereen
op handen droeg?
Judith Herzberg
Uitgeverij de Bezige Bij B.V.